vrijdag 23 december 2011

De toiletjongen van de Koningin

Ik heb de smaak te pakken qua historische dvd's. Deze week huurde ik bij de bieb een film over het bezoek van Koningin Beatrix aan Urk, in  1994. Als je van de schrik bekomen bent dat die bijzondere gebeurtenis alweer 17 jaar geleden plaatsvond, is het tijd om je over twee zaken te verwonderen. Hoeveel er veranderd is (mensen die er niet meer zijn, mode) en hoeveel er nog precies hetzelfde is. Je ziet constant mensen door beeld lopen die ook nu nog overal vooraan staan. Op die bewuste dag had mijn maot Arjan een klusje weten te bemachtigen als hulpje van de NOS. Ik stond een stapje lager op de maatschappelijke ladder. Ik was beheerder van het toiletgebouw aan de Westhaven. Om negen uur 's ochtends dumpte de gemeente een pallet wc-papier en verder was ik eigen baas. Dat was leuk zolang de kwartjes op het schoteltje bleven regenen en minder aangenaam toen Oranjeklanten (uit heel Nederland) hun beklag kwamen doen over de zwijnenstal binnen. Aan schoonmaakmiddelen had de plaatselijke overheid niet gedacht. (los van de vraag of ik bereid was geweest om op mijn knieën Koningshuisgezinde plasdruppels op te dweilen). Toen ook de van buren geleende toiletrollen op waren, ben ik er stilletjes tussenuit gepiept.

vrijdag 16 december 2011

Een koesterende tijdmachine

Koesterend. Een ander woord heb ik er niet voor. Het was een koesterend avondje toen ik dinsdag de dvd 'Oens Urk van vroeger' bekeek. De film (een serie fragmenten eigenlijk) vertelt geen verhaal, bevat geen plot en geen rode draad. Of toch: mensen vormen de rode draad. Met name oude Urkers in klederdracht. Beelden van vooral de jaren tachtig (met uitschieters naar 60s, 70s en 90s) worden door Gerard de Ridder van uiterst feitelijk commentaar voorzien ('Hier zien we Kies van Niel van Lumme van et groote eusouwen'), soms gooit hij er onverwacht ook een hilarisch terzijde tussendoor. Tachtig procent van de mensen kende ik absoluut niet. De rest wel en dan vaak van horen zeggen (vaders of moeders van bekenden of uit de verhalen van K.L. Koffeman), maar toch vond ik het heel erg boeiend. Hoe dat kan? Ik denk omdat je een soort van tijdmachine-ervaring krijgt. Het voorrecht hebben om nog even om het hoekje van de geschiedenis te kijken. De getoonde straten en gebouwen ken je meteen, maar haast alle mensen zijn al weg. En dan gaan rekenen. En beseffen dat dit de tijd was dat ik dagelijks door het Oude Dorp naar de Wilhelminaschool (ook al weg) liep. En het normaal vond dat om de zoveel huisjes iemand in klederdracht woonde. De laatste dagen van het eiland verstreken toen. Zonder dat iemand het besefte.

maandag 5 december 2011

Knuffelen, ahum

Nelly's gouden regel: als kinderen ernaar vragen én door blijven vragen, is het de juiste tijd om ze het een en ander te vertellen over, nou, je-weet-wel, van dattum, hmmm, bloemen en bijtjes, ooievaars. Noëlle was denk ik een jaar of zes toen ze met grote aandacht luisterde naar een verhaal over zaadjes en eitjes. Anne-Grethe heeft inmiddels ook de nodige voorlichting gehad. Lastige gesprekken zijn dat. Je probeert heel voorzichtig alle expliciete klippen te omzeilen, maar wilt wél meteen een koppeling leggen met liefde. En duidelijk maken dat alle (mogelijke (je weet niet alles)) ongein die op het schoolplein de ronde doet, niets te maken heeft met hoe het allemaal bedoeld is. Maar altijd blijft de vraag: hoe blijven die goed bedoelde verhalen door de kinderhoofden malen. Nelly checkte gisteren aan tafel wat Anne-Grethe nog wist over baby's in relatie tot (codewoord) knuffelen. dat viel niet tegen. Noëlle gaf me ondertussen volop knipogen. Dat we maar even wisten dat zij ónze taal sprak. Maar toen sprak Nelly, zonder dat ze het zelf doorhad, in de tegenwoordige tijd over 'knuffelen'. Noëlle trok wit weg, haar mond viel open en haar ogen staarden me verbijsterd aan: 'Papa!' riep ze me tot de orde. 'Doen jullie dat nog steeds?!'

zaterdag 3 december 2011

Wild geraas

Als een ware mater familias was ze neergezegen naast de berg cadeaus die Sint en zijn Pieten in huizen Ten Napel hadden gebracht voor de geliefde schare kleinkinderen. Het idee was dat mijn lieve schoonmoeder één voor één de namen van de kids zou afroepen, dat ze dan naar haar toe zouden komen, het presentje in ontvangst zouden nemen om het, eenmaal terug op hun plekje, uit te pakken. Tot zover de theorie. Na ongeveer een half uur windkracht 12 (de mannen van Napalm Death zouden zelfs hun trouwste fans ermee shockeren) daalde het decibelniveau langzaam maar zeker tot aanvaardbaar niveau. Net toen ik het erop zou wagen om een gesprek te beginnen, sloeg mijn schoonmoeder mij met Zachariaanse stomheid door te zeggen: 'Wat ben je stil Jelle.'